In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waardering van onroerende zaken onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, een schutterijvereniging, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 20 september 2013 had geoordeeld dat de kogelvangers die aan de schietbomen waren bevestigd, niet als werktuigen konden worden aangemerkt en derhalve niet buiten aanmerking konden worden gelaten bij de waardering van de onroerende zaak. De Hoge Raad oordeelde dat de kogelvangers, die een functie vervullen bij het opvangen van kogels, wel degelijk als werktuigen moeten worden beschouwd. Dit betekent dat zij in aanmerking komen voor de werktuigenvrijstelling, wat van invloed is op de waardering van de onroerende zaak. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak benadrukt het belang van de functie van objecten in de context van de werktuigenvrijstelling en de waardering van onroerende zaken.