Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 januari 2013 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat het hof tijdens de zitting van 13 november 2012 in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] een verzoek van de raadsman tot het oproepen voor verhoor van [betrokkene 1](bijnaam "Boyke") voorwaardelijk heeft toegewezen, namelijk dat nagegaan dient te worden dat de getuige daadwerkelijk op het in een brief van de raadsman van [medeverdachte] van 5 november 2012 vermelde adres [a-straat 1] te [woonplaats] (België), dan wel op een ander adres in België verblijft.
De raadsman van medeverdachte [medeverdachte], mr. Korvinus, deelt mede zijn eerder gedane verzoek [betrokkene 1]op te roepen voor verhoor te handhaven.
De raadsman van de verdachte deelt - zakelijk weergegeven - het volgende mede.
De verdediging heeft tijdens de regiezitting van 19 maart 2012 verzocht nader onderzoek te doen naar de persoon "Boyke". Het hof heeft dat verzoek destijds afgewezen, aangezien eerder onderzoek naar deze "Boyke" niets had opgeleverd en er ook geen aanknopingspunten voorhanden waren voor het doen van nader onderzoek. Er is nu concrete informatie dat die "Boyke" wel degelijk bestaat. Hij speelt in de zaak van de verdachte een zeer belangrijke rol, aangezien hij een verklaring kan afleggen omtrent het eerste traject van het cocaïnetransport tot aan de haven in Antwerpen. Bovendien stelt de verdachte dat hij door "Boyke" onder druk is gezet. Naar de mening van de verdediging is sprake van psychische overmacht. Het is noodzakelijk die "Boyke" hierover te bevragen en ik sluit mij dus aan bij het verzoek van mr. Korvinus.
(...)
De advocaat-generaal reageert op de verzoeken van de raadslieden en verklaart - zakelijk weergegeven - het volgende.
Er is genoeg naspeuring gedaan naar de identiteit van die "Boyke". Eerder is vastgesteld dat deze persoon niet bestaat. De gegevens die zijn aangeleverd door de raadsman van [medeverdachte] zijn te ongespecificeerd om hierover anders te oordelen. Het verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium, waarbij de stand van de procedure ook een rol mag spelen. Het verzoek dient te worden afgewezen. Het bestaan van die "Boyke" doet niets af aan de specifieke betrokkenheid van de verdachten bij het binnenhalen van de zending cocaïne.
(...)
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissingen en overwegingen van het hof mede dat:
- het verzoek tot het oproepen voor verhoor van de getuige [betrokkene 1] wordt afgewezen, aangezien het hof de noodzaak daartoe niet aanwezig acht. Het hof overweegt daartoe dat de raadsman niet heeft gemotiveerd dat en waarom de getuige van wie oproeping wordt verzocht, [betrokkene 1], de persoon zou zijn die door de verdachte in zijn verhoren als "Boyke" is aangeduid (...)"