ECLI:NL:HR:2014:1591

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
13/02285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het ontbreken van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1984, tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2013. Het nummer van de zaak bij het Gerechtshof was 24/002083-12. De verdachte had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat noodzakelijk is om ontvankelijk te zijn in het beroep. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur had ingediend, waardoor het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht was genomen. Dit leidde tot de beslissing dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/02285
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 19 april 2013, nummer 24/002083-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 juli 2014.