ECLI:NL:HR:2014:1589

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
13/01954
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening en de opgave van een adres in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 17 januari 2013 was uitgesproken. De zaak betreft de vraag of de vermelding van het kantooradres van de raadsman van de verdachte in een brief kan worden aangemerkt als de opgave van een adres in de zin van artikel 588a, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld door te stellen dat de brief van de raadsman niet voldeed aan de vereisten van artikel 588a Sv. De Hoge Raad overwoog dat de brief, in strijd met artikel 450 Sv, geen informatie bevatte over de instemming van de verdachte met het in ontvangst nemen van de oproeping, noch over een adres van de verdachte voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalt en verwierp het beroep.

Uitspraak

1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/01954
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 januari 2013, nummer 22/002553-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
3.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich
(i) een akte rechtsmiddel van 16 april 2012, opgemaakt ter griffie van de Rechtbank 's-Gravenhage, Sector kanton, Locatie Delft;
(ii) een aan deze akte gehechte, per fax verzonden brief van 12 april 2012 van de raadsman van de verdachte, mr. M.M. Kuyp, kantoorhoudend aan de Sportlaan 40 te 's-Gravenhage, inhoudende:
"Door [verdachte], bij u beter bekend onder bovengemelde parketnummers, ben ik bepaaldelijk gevolmachtigd namens hem beroep in te stellen tegen het vonnis, alsmede tegen alle andere genomen beslissingen, van 29 juli 2009 onder parketnummer 09/403496-08 en van 30 maart 2010 onder parketnummer 09/402544-08 door de kantonrechter van uw rechtbank.
Door dit faxbericht verleen ik u −enig griffiemedewerker te 's-Gravenhage− de volmacht beroep in te stellen tegen het vonnis en alle andere door de rechtbank genomen beslissingen in de zaak tegen cliënt op 29 juli 2009 onder parketnummer 09/403496-08 en op 30 maart 2010 onder parketnummer 09/402544-08. Ik verzoek u dan ook onmiddellijk het rechtsmiddel aan te wenden (HR 22-12-2009, LJN BJ7810).
Ik verzoek mij een afschrift van de 'akte instellen rechtsmiddel' te doen toekomen. De oproeping kan te zijner tijd eveneens aan mijn kantooradres worden verzonden."
3.3.
Het middel berust op de stelling dat de vermelding van het kantooradres van de raadsman van de verdachte, Sportlaan 40 te 's-Gravenhage, in voormelde brief bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan als de opgave van een adres als bedoeld in art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
3.4.
Kennelijk heeft het Hof geoordeeld dat de vermelding van het kantooradres van mr. M.M. Kuyp in voormelde brief niet kan gelden als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voormelde brief − in strijd met het derde lid van art. 450 Sv − niets inhoudt omtrent de instemming van de verdachte met het door de griffiemedewerker aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping noch omtrent een adres van de verdachte voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
3.5.
Het middel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 juli 2014.