ECLI:NL:HR:2014:1588

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
13/01079
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake witwassen en nietigheid dagvaarding

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte werd beschuldigd van witwassen. De Hoge Raad oordeelt dat de dagvaarding wat betreft de woorden 'althans redelijkerwijs moest vermoeden' partieel nietig is verklaard door het Hof, omdat deze bewoordingen geen uitwerking kunnen zijn van de eerder genoemde term 'opzettelijk'. Dit oordeel van het Hof wordt in cassatie geëerbiedigd. De Hoge Raad stelt vast dat de stelling van de verdachte dat het Hof deze beslissing niet mocht nemen zonder dit punt met de procespartijen te bespreken, geen steun vindt in het recht.

Daarnaast wordt in de zaak de bewezenverklaring van het tweede feit, namelijk het voorhanden hebben en overdragen van geldbedragen, besproken. De Hoge Raad concludeert dat de bewijsvoering niet voldoende is om te stellen dat de verdachte met aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, wat vereist is voor schuldwitwassen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 1 juli 2014, en de zaak betreft de nummer 13/01079. De betrokken partijen zijn de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof, die heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof.

Uitspraak

1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/01079
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 februari 2013, nummer 21/000528-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof.
Namens de verdachte heeft mr. K.A. Krikke, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel
2.1.
Het middel komt op tegen 's Hofs beslissing om de dagvaarding wat betreft feit 1 partieel nietig te verklaren.
2.2.
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 te Zwartebroek (gemeente Barneveld) en/of te Naarden en/of te Bergen en/of te Waddinxveen, althans in Nederland en/of te Hong Kong en/of in Luxemburg en/of in het Verenigd Koningrijk en/of in de Verenigde Staten van Amerika opzettelijk uit de opbrengst van door misdrijf, te weten uit het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en/of vervaardigen van een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of lijst II en/of (gewoonte)witwassen, verkregen geld (te weten een bedrag van in totaal ongeveer 1.657.582,65 en/of de tegenwaarde van (een gedeelte van) dit bedrag in Amerikaanse dollars), voordeel heeft getrokken, immers heeft hij, verdachte, met dit geldbedrag deelgenomen aan autoraces voor het bedrijf [A] en/of het bedrijf [B], terwijl hij wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen geld betrof. Artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht."
2.3.
Het Hof heeft de dagvaarding wat betreft de woorden "althans redelijkerwijs moest vermoeden" in het onder 1 tenlastegelegde nietig verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"In het tenlastegelegde onder 1 wordt aan verdachte enerzijds tenlastegelegd het "opzettelijk voordeel trekken" (artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafrecht), terwijl anderzijds niet alleen wordt gesteld dat verdachte de herkomst "wist" maar ook dat hij die herkomst "althans redelijkerwijze moest vermoeden" (vergelijk artikel 417bis, tweede lid, Wetboek van Strafrecht). Voor wat betreft deze bewoordingen zal het hof - mede gelet op de vermelding van "artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht" op de inleidende dagvaarding de dagvaarding partieel nietig verklaren, nu hierin geen uitwerking kan worden gezien van "opzettelijk"."
2.4.
Het oordeel van het Hof dat de dagvaarding wat betreft de woorden "althans redelijkerwijs moest vermoeden" in het onder 1 tenlastegelegde nietig moet worden verklaard omdat in die bewoordingen "geen uitwerking kan worden gezien" van de eerder in diezelfde tenlastelegging voorkomende term "opzettelijk", is niet onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging. Dat oordeel moet in cassatie worden geëerbiedigd. De in de toelichting op het middel betrokken stelling dat het Hof deze beslissing niet mocht nemen dan nadat dit punt ter terechtzitting met de procespartijen was besproken, vindt geen steun in het recht.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde middel.

3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 te Lelystad en Schiphol en de Verenigde Staten van Amerika telkens geldbedragen, te weten van in totaal 20.500,- euro (te weten de som van 8.000,- euro en 12.500 euro), heeft voorhanden gehad en overgedragen terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen en overdragen van bovengenoemde geldbedragen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovengenoemde geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit de opbrengst van enig misdrijf."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof van 23 november 2012 (p. 2 en 3), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De voorzitter vraagt mij naar de door mij meegebrachte contante bedragen. Ik kan me herinneren dat ik geld van mijn vader kreeg om mee te nemen. Het geld zat in enveloppen inderdaad. Het geld was nodig op de racedag zodat ik kon racen.
De voorzitter verwijst mij naar het interview dat de rechtbank als bewijs heeft gebruikt. Ik zat toen in de brugklas. Een medeleerling had vragen aan mij. Dat is het eerste wat ik me kan herinneren. Daarom heb ik "twaalf jaar" gezegd. Het kan ook dat ik toen dertien of veertien jaar was. Het was in de brugklas. Dat is wel het moment geweest waarop ik ongeveer wist dat mijn vader in de drugs zat. De voorzitter vraagt mij tot wanneer die kennis loopt. In 2001 ging hij voor het laatst de gevangenis in. Hij heeft wel eens verteld van een veroordeling en dat hij geld moest terugbetalen en dat hij het niet eens was met bepaalde veroordelingen. Ik wist dat er een bedrag openstond. Dat is wel eens op het nieuws geweest.
2. De verklaring van verdachte, wonende te Lelystad, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Arnhem van 28 oktober 2012 (p. 3, 7 en 8), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op de vraag 'Klopt het dat u in 2005 onder contract stond bij [A]?': Dat klopt.
Ik heb een keer contant geld meegenomen. Mijn vader vroeg het mij en ik was er niet blij mee. Het was veel geld om op zak te hebben, maar hij vertelde mij dat ik dat mocht meenemen. Hij vertelde mij ook dat het niet anders kon en het te kort dag was om het over te maken. Ik heb die enveloppe gewoon aan [betrokkene 1] afgegeven.
Op de vraag 'Wist u wat uw vader deed in 2005 en 2006?': Ik heb het er in die jaren niet over gehad wat hij aan het doen was. Wel dat hij in het verleden met auto's bezig was. Zelf gaf hij ook wel eens aan panden te hebben opgeknapt. Dat soort dingen wist ik, maar wat hij precies aan het doen was wist ik niet.
Op de vraag 'U wordt ook verweten dat u geld witgewassen heeft omdat u contante bedragen van uw vader heeft meegenomen naar Amerika. Zojuist verklaarde u al een keer geld meegenomen te hebben voor [betrokkene 1]. Heeft u vaker geld op die manier meegenomen naar Amerika?': Voor zover ik mij kan herinneren heb ik een keer een enveloppe meegenomen en een keer die enveloppe van mijn vriendin doorgegeven.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een onderzoeksverslag onder meer inhoudende een samenvatting van een interview met [betrokkene 1] op diens bedrijf, [A], VS (ordner 57, p. 262 en 264), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[betrokkene 1] zei dat hij ongeveer USD 420.000 van [verdachte] betaald zou krijgen voor het eerste raceseizoen, dat duurt van april tot oktober en wedstrijden in onder meer de Verenigde Staten beslaat.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht d.d. 9 mei 2005, afkomstig van [betrokkene 2], verzonden aan [email]@aol.com (ordner 57, p. 315), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Hi [betrokkene 1],
[verdachte] will have Eur 12,500 with him.
[betrokkene 2]
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht d.d. 26 juli 2005, afkomstig van [betrokkene 2], verzonden aan [email]@aol .com (ordner 57, p. 405), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Hi [betrokkene 1],
San Jose payments:
[betrokkene 3] ([verdachte]' girlfriend) had Euro 8.000,00 with her from [verdachte], which is part of this weeks (San Jose) payment.
[betrokkene 2]
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (ordner 57, p. 350), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [betrokkene 2]:
[verdachte] had 8.000 euro bij zich. Dit geld was bedoeld als betaling aan [betrokkene 1] als gedeeltelijke betaling voor de rest van het seizoen.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (ordner 58, p. 779 en 780), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [betrokkene 3]:
Ik heb een keer contant geld meegenomen. Dat was voor het team [A]. [verdachte] reed toen in de klasse Toyota Atlantic. Dit was bij de reis naar Los Angeles. Dat was die keer dat we doorgingen naar San José. Het geld zat in een gesloten envelop.
[medeverdachte 6] (het hof begrijpt: [medeverdachte 6]) gaf me de enveloppe en ze zei dat er geld in zat voor het raceteam van [verdachte], het team [A]. Het was een witte enveloppe die dicht was met daarop geschreven '[A]'. Ik heb de enveloppe tijdens de vliegreis in mijn handtas meegenomen.
Ik heb het geld van [medeverdachte 6] gekregen.
Het geld moest naar het raceteam van [verdachte]
Ik heb het geld in Los Angeles in het hotel aan [verdachte] gegeven. Pas een paar dagen later heeft [verdachte] de enveloppe aan zijn teambaas gegeven. Dat heb ik zelf gezien. Ik was er bij aanwezig toen [verdachte] de enveloppe afgaf aan zijn teambaas. Dat gebeurde in het kantoortje van de teambaas, op het raceterrein in San José.
Ik heb alleen tijdens de reis naar San José geld meegenomen van [medeverdachte 6] en [betrokkene 4].
8. De verklaring van de getuige [betrokkene 3], afgelegd tegenover de rechtercommissaris in de rechtbank Arnhem op 3 november 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
U houdt me voor dat er vragen zijn gesteld over een enveloppe die ik gekregen zou hebben.
Heeft [medeverdachte 6] (het hof begrijpt: [medeverdachte 6]) iets met de enveloppe van doen gehad?
Die heb ik van [medeverdachte 6] gehad.
Wat heeft zij toen gezegd?
Of ik dat mee wilde nemen voor de teambaas van [verdachte].
Wist u wat er daarin zat?
Ja.
Wat?
Geld. Het zat onder het maximale wat je mee mag nemen in een vliegtuig.
Klopt het dat u in 2005 naar LA bent geweest?
Ja.
Klopt het dat u daarna bent doorgereisd naar San Jose?
Ja.
Wat heeft u met de enveloppe gedaan?
Die heb ik mee op reis genomen en aan [verdachte] gegeven."
3.2.3.
Voorts bevat 's Hofs arrest de volgende bewijsoverweging:
"Verdachte heeft zelf een aantal malen geldbedragen die afkomstig waren van [betrokkene 4] naar de Verenigde Staten overgebracht en/of daar overhandigd aan een ander. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat het niet anders kan zijn dan dat deze bedragen van misdrijf afkomstig zijn. [betrokkene 4] had geen reguliere, legale inkomsten van enige betekenis.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte heeft geweten (van de aanmerkelijke kans) dat de onder 2 vermelde bedragen van misdrijf afkomstig waren. Uit in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachte dat redelijkerwijs had moeten en moest vermoeden dat de onder 2 vermelde bedragen van misdrijf afkomstig waren:
- het ging om het vervoer en overhandiging van contante bedragen van aanzienlijke omvang (€ 8.000 en € 12.500),
- welke door verdachte dan wel zijn vriendin als passagier per vliegtuig werden vervoerd van Nederland naar de Verenigde Staten, waaraan niet afdoet dat [betrokkene 4] gezegd had dat het niet anders kon dan op deze manier omdat het te kort dag zou zijn om het over te maken, en
- terwijl de bedragen afkomstig waren van iemand van wie hij kennelijk niet wist op welke legale wijze deze aan zijn inkomsten kwam maar wel dat deze enkele malen was veroordeeld wegens strafbare feiten, wegens hasjhandel, laatstelijk in 2001. Dit betreft een veroordeling tot zes jaar gevangenisstraf.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is verdachte in die mate in zijn onderzoeksplicht tekortgeschoten dat hij met aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld."
3.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2012 heeft de verdachte aldaar het volgende verklaard:
"De voorzitter vraagt mij naar het sponsoren in verband met het racen. lk dacht dat er sponsors of investeerders waren. In 2005 was ik kampioen geworden en het was de bedoeling dat ik in een andere klasse terecht kwam. Ik heb me er niet mee bemoeid. De voorzitter vraagt mij wat het verschil is tussen sponsors en investeerders.
Investeerders zien iets terug van het geïnvesteerde geld en bij sponsors gaat het alleen om stickers et cetera. De voorzitter vraagt mij van wie ik hoorde dat er sponsors of investeerders waren. Dat is mijn hele carrière zo geweest. Daar ging ik vanuit. Het is vast in een gesprek gevallen. Ik heb me nergens concreet mee bemoeid. Ik heb wel het contract getekend. De voorzitter houdt mij voor dat er sprake was van een contract tussen mijn vader en het raceteam in Amerika. De voorzitter vraagt mij of ik er een idee van had waar het geld vandaan moest komen. Ik wist dat hij wilde helpen. Ik heb er verder niet naar gevraagd. Mijn manager en vader werkten samen. Zij hebben daar meer verstand van. Ik ging er vanuit dat zij hun uiterste best deden om alles in orde te maken.
De voorzitter vraagt mij naar de door mij meegebrachte contante bedragen. Ik denk niet dat het een bedrag van 12.500 euro was. Ik kan me herinneren dat ik geld van mijn vader kreeg om mee te nemen. Ik heb toen aangegeven dat ik het niet zo prettig vond om zoveel contant geld mee te nemen. Toen gaf hij aan dat het geen probleem was om dat mee te nemen omdat je maximaal 10.000 euro mocht meenemen. Om die reden denk ik dat het om een lager bedrag ging. Ik vond het niet prettig om zoveel geld op zak te hebben. Ik kon het kwijtraken of het kon gestolen worden. Ik wist niet hoeveel geld er in die envelop zat. Het geld zat in enveloppen inderdaad.
Toen gaf mijn vader aan dat het afkomstig was van een sponsor. Hij zei niet om welke sponsor dat ging. De voorzitter vraagt mij waarom die sponsor niet zelf het geld heeft overgemaakt. Het was één dag voordat ik vertrok. Mijn vader gaf aan dat die sponsor te laat was. Het geld was nodig op de racedag zodat ik kon racen. Ik wist destijds niet dat een spoedboeking of wat dan ook mogelijk was. Het duurde altijd wel twee tot drie dagen bij de ING bank, zeker als er een weekend tussen zat.
De voorzitter vraagt mij of ik in de jaren voor 2005/2006 met mijn vader heb gesproken over zijn werkzaamheden/bezigheden. Mijn vader verhuurde auto's. Hij heeft ook een keer aangegeven dat hij bezig was om panden om te knappen. Dat zei hij dan in een oppervlakkig gesprek. De gesprekken tussen mij en mijn vader gingen vooral over het racen."
3.3.
In aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen en overdragen van de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, is de bewezenverklaring - mede in het licht van hetgeen de verdachte ter terechtzitting omtrent dat geld heeft verklaard - niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4.
Het middel slaagt.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 juli 2014.