Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 juli 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder door de rechtbank vrijgesproken van twee feiten, maar veroordeeld voor opzetheling. De Officier van Justitie had hoger beroep ingesteld, maar trok dit in voor feit 3. Het Hof oordeelde dat deze intrekking geen gevolgen had voor de zaak, omdat het om een kennelijke vergissing zou gaan. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet begrijpelijk heeft gehandeld door geen acht te slaan op de intrekking van het hoger beroep, aangezien de wet het Openbaar Ministerie de bevoegdheid geeft om een hoger beroep in te trekken. Echter, omdat de verdachte vrijgesproken was van feit 3, had hij onvoldoende belang bij zijn klacht over de behandeling van dit feit in het hoger beroep. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft.