ECLI:NL:HR:2014:1580

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
13/03493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en vrijspraak in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte, geboren in 1970, werd veroordeeld voor het voorhanden hebben van een gestolen bromfiets. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte volstond met een opgave van bewijsmiddelen, nu de raadsvrouwe vrijspraak had bepleit. De verdachte had in de periode van 12 tot 14 oktober 2010 een bromfiets voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdediging stelde dat de bromfiets niet als gestolen herkenbaar was, omdat deze naast een vuilcontainer stond, niet op slot was en niet geforceerd was. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van het Hof niet in stand kan blijven, omdat de wet vereist dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen. Aangezien de raadsvrouwe vrijspraak had bepleit, had het Hof niet mogen volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/03493
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 mei 2013, nummer 22/000071-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. de Witte, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak ten einde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid tweede volzin, Sv.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 12 oktober 2010 tot en met 14 oktober 2010 te 's-Gravenhage een bromfiets (merk Tomos, type A3) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte.
2.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De verdachte wordt onmiddellijk na het voordragen van de zaak in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.
De verdachte geeft op ten onrechte te zijn veroordeeld."
2.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de bij het proces-verbaal gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"(...)
Helaas blijkt de scooter gestolen te zijn, maar kennelijk was dat niet aan de bromfiets te zien. Hij stond naast een vuilcontainer, niet op slot, werkte niet en het slot was niet geforceerd. Gelet op deze omstandigheden kan dan ook niet bewezen verklaard worden dat cliënt had moeten vermoeden dat de brommer door enig misdrijf verkregen was.
(...)
Gelet op het zojuist aangevoerde verzoek ik u cliënt vrij te spreken voor het (...) ten laste gelegde."
2.3.
Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep toepasselijk is, luidt als volgt:
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
2.4.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van art. 359, derde lid, Sv. De raadsvrouwe van de verdachte heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder tenlastegelegde. Uit de bewoordingen van art. 359, derde lid, Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden indien door of namens de verdachte ter terechtzitting vrijspraak is bepleit. Gelet op het voorgaande had het Hof niet mogen volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 juli 2014.