Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
1 juli 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte, geboren in 1970, werd veroordeeld voor het voorhanden hebben van een gestolen bromfiets. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte volstond met een opgave van bewijsmiddelen, nu de raadsvrouwe vrijspraak had bepleit. De verdachte had in de periode van 12 tot 14 oktober 2010 een bromfiets voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdediging stelde dat de bromfiets niet als gestolen herkenbaar was, omdat deze naast een vuilcontainer stond, niet op slot was en niet geforceerd was. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van het Hof niet in stand kan blijven, omdat de wet vereist dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen. Aangezien de raadsvrouwe vrijspraak had bepleit, had het Hof niet mogen volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.