ECLI:NL:HR:2014:157

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
24 januari 2014
Zaaknummer
13/01365
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op exoneratieclausule naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en Dana Petroleum Netherlands B.V. Het geschil betreft de vraag of een beroep op een exoneratieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en arresten van het gerechtshof te ’s-Gravenhage. De zaak is in cassatie gekomen na een arrest van het hof van 11 december 2012, waartegen [eiseres] beroep in cassatie heeft ingesteld, terwijl Dana een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de klachten die door [eiseres] zijn aangevoerd in het principale beroep niet gegrond verklaard. De klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor kwam het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep van Dana niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Dana zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en een aantal raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/01365
LZ/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
DANA PETROLEUM NETHERLANDS B.V., voorheen Petro-Canada Netherlands B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Dana.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 319825/HA ZA 08-3106 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 december 2008, 8 april 2009, 12 mei 2010 en 13 oktober 2010;
b. de arresten in de zaak 200.079.897/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 8 februari 2011 en 11 december 2012.
Het arrest van het hof van 11 december 2012 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 11 december 2012 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Dana heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [eiseres] mede door mr. K.J.O. Jansen, advocaat bij de Hoge Raad, en voor Dana mede door mr. H.W. Koggink, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 6 december 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dana begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 januari 2014.