Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2013 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt omtrent de in het middel bedoelde verzoeken het volgende in:
"Voorwaardelijke verzoeken tot nader onderzoek en het horen van getuigen, voor het geval uw gerechtshof niet komt tot een integrale vrijspraak van het witwassen.
Mocht uw gerechtshof niet tot een integrale vrijspraak komen van het tenlastegelegde witwassen, dan heeft [verdachte] een aantal verzoeken welke tot doel hebben zoveel mogelijk opheldering te krijgen over de omstandigheden waaronder de verkoop van auto heeft plaatsgevonden, welke verkoop uiteindelijk heeft geleid tot de twee aan [verdachte] tenlastegelegde geldoverboekingen. De omstandigheden waaronder de verkoop van de auto heeft plaatsgevonden zijn van belang voor zowel voor de vraag of sprake is van een illegale herkomst van de twee geldbedragen, als wel voor de vraag of sprake is van omstandigheden welke maken dat niet zou mogen worden aangenomen dat vermenging van legaal en illegaal vermogen heeft plaatsgevonden en derhalve niet kan worden bewezen dat daarom sprake is van witwassen.
Inleiding
Uit de drie rechtshulpverzoeken aan Libanon blijkt het navolgende met betrekking tot de twee geldoverboekingen van [A] S.A.L. aan [B] GMBH. De twee overboekingen van [A] naar [B] waren gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van een klassieke raceauto. De verkoper was [C] AG uit Liechtenstein, met [betrokkene 3] als directeur. [C] AG heeft zich laten vertegenwoordigen door [betrokkene 4] . De koper was [betrokkene 5] , die zich liet vertegenwoordigen door het Amerikaanse advocatenkantoor Bowman and Brooke. [A] heeft bij de transactie opgetreden als bemiddelaar en heeft op verzoek van [C] de beide geldbedragen overgemaakt aan [B] . Naar aanleiding van de uitvoeringsstukken van de Libanese rechtshulpverzoeken zijn rechtshulpverzoeken gedaan aan de Liechtensteinse, Zwitserse en Amerikaanse autoriteiten (p. 21, pvb van relaas). Deze laatste rechtshulpverzoeken zijn ingetrokken na het overlijden van [medeverdachte 7] .
Verzoeken
Allereerst wordt gevraagd om toevoeging aan de processtukken van de drie ingetrokken rechtshulpverzoeken, teneinde te kunnen vernemen welke nadere informatie het OM blijkbaar relevant vond voor het strafrechtelijk onderzoek.
De verdediging verzoekt als getuige te mogen horen de navolgende personen:
1. [betrokkene 6] , geboren op [geboortedatum] 1944 te [geboorteplaats] , Zwitserland, kantooradres [kantooradres] . Tweede adres: [adres] .
2. [betrokkene 3] , bestuurder van [C] AD, gevestigd en kantoorhoudende [vestigingsplaats] in Liechtenstein. Het privéadres van de getuige is [adres] in Liechtenstein.
3. [betrokkene 5] , wonende [woonplaats] in Japan.
4. [betrokkene 4] , wonende [woonplaats] in Duitsland, tel nr + [002]
De verdediging wenst alle getuigen te horen over de gang van zaken met betrekking tot de verkoop van de bewuste klassieke raceauto. Meer in het bijzonder wens ik van de getuigen te vernemen of [medeverdachte 7] hierbij op enigerlei wijze betrokken is geweest. Nu de getuige [betrokkene 6] herhaaldelijk heeft verklaard dat hij in opdracht van [C] AG de twee geldoverboekingen heeft gedaan van [A] naar [B] , wenst de verdediging de getuigen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] te vragen waarom deze opdracht is gegeven (Commissie? sponsorbijdrage? lening? etc. etc.) en door wie.
In eerste aanleg heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging om [medeverdachte 7] als getuige te horen gehonoreerd. Voordat de verdediging van zijn ondervragingsrecht heeft kunnen gebruikmaken is [medeverdachte 7] overleden. Nu de verdenking tegen [verdachte] is dat hij witwashandelingen zou hebben verricht met betrekking tot van [medeverdachte 7] afkomstige geldbedragen, is de conclusie gerechtvaardigd dat [medeverdachte 7] voor de verdediging van [verdachte] de meest belangrijke getuige was. Het horen van de thans verzochte getuigen moet dan ook mede gezien worden als compensatie voor het niet hebben kunnen ondervragen van [medeverdachte 7] .
Tot slot doet de verdediging een beroep op het principe van "equality of arms" dat onderdeel uitmaakt van het in art 6 EVRM vastgelegde recht op een eerlijk proces. Dit beginsel houdt in dat een verdachte dezelfde mogelijkheden moet hebben als de vervolgende instantie wat betreft de mogelijkheid gegevens naar voren te brengen en het door de vervolgende instantie gepresenteerde materiaal te betwisten. Het openbaar ministerie heeft middels drie rechtshulpverzoeken onderzoek kunnen doen naar de herkomst van de twee geldbedragen. De verdediging wenst middels de hiervoor gedane verzoeken eigen gegevens naar voren te brengen en de gegevens van het openbaar ministerie te kunnen betwisten. Indien de verdediging daartoe niet in de gelegenheid wordt gesteld wordt daarmee het recht van [verdachte] op een eerlijk proces in ernstige mate geschonden.
Nogmaals, de verdediging doet de hiervoor genoemde verzoeken alleen in het geval uw hof niet komt tot een integrale vrijspraak van het witwassen (feit 1)."