Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De raadsman van de verdachte verzoekt het hof de behandeling van de zaak aan te houden. Hij licht dit verzoek als volgt toe:
Pas gisterenavond ontving ik per fax van het ressortsparket een aantal processen-verbaal van getuigenverhoren van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank 's-Gravenhage van 14 september 2011. Deze getuigenverhoren zijn afgelegd in de (nog steeds in eerste aanleg aanhangige) zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Het gaat om de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. In verband met de late toezending heb ik deze processen-verbaal niet goed kunnen bestuderen. Ik neem aan dat het openbaar ministerie wenst dat deze stukken in het dossier van de onderhavige zaak worden gevoegd. In dat geval wenst de verdediging nog een aantal getuigen te horen.
De advocaat-generaal excuseert zich voor de late toezending van voornoemde stukken. De advocaat-generaal deelt voorts als reactie op het aanhoudingsverzoek van de raadsman mede:
Ik verzet mij tegen aanhouding van de zaak. In de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] heeft de verdediging op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 juni 2011 verzocht genoemde getuigen te horen. Ondanks het feit dat de zaak tegen de verdachte op die zitting gelijktijdig werd behandeld, heeft de (raadsman van) de verdachte zich niet aangesloten bij die onderzoekswensen. De getuigen zijn uitgebreid gehoord, zodat de verdachte door het niet opnieuw horen van deze getuigen mijns inziens redelijkerwijs niet in haar verdediging is geschaad.
De raadsman deelt desgevraagd door de voorzitter mede:
De mogelijkheid bestaat dat de diefstal heeft plaatsgevonden ten tijde van de alarmmelding op 27 december 2010, een dag waarop mijn cliënt niet in (de buurt van) de woning van aangever is geweest. In de desbetreffende verhoren hebben verschillende getuigen, waaronder [getuige 2], onder meer verklaard over de datum waarop [medeverdachte] in het sportcafé te Nijmegen was. Deze datum is voor mijn cliënt van groot belang, nu uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] in dat café zou zijn gezien met (mogelijk) gestolen goederen uit de woning van aangever. De verdediging heeft derhalve het recht om de getuigen hierover nader te bevragen.
Omdat [getuige 4] een verklaring heeft afgelegd die strijdig is met de inhoud van weerrapporten van het KNMI, wenst de verdediging deze getuige te confronteren met die rapporten. [getuige 4] heeft verklaard dat er sneeuw lag toen hij met zijn auto in de nacht van 26 op 27 december 2010 in verband met een alarmmelding bij de woning van aangever arriveerde. Hij heeft toen geen sporen in de sneeuw waargenomen. Het is mogelijk dat [getuige 4] eventuele sporen heeft uitgewist met zijn eigen auto. De verdediging wenst hem hierover te bevragen.
In verband met de late toezending van de processen-verbaal kan ik momenteel niet nauwkeuriger aangeven welke vragen de verdediging aan de getuigen wenst te stellen. Het is mogelijk dat er nog andere vragen zullen rijzen.
De advocaat-generaal stelt voor om de betreffende processen-verbaal niet in het dossier van onderhavige zaak te voegen.
De raadsman deelt hierop mede dat hij primair persisteert bij zijn gedane aanhoudingsverzoek. De nieuwe informatie noopt zijns inziens tot het stellen van nadere vragen. Subsidiair verzoekt de raadsman de processen-verbaal niet in het dossier van onderhavige zaak te voegen.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad.
Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:
De processen-verbaal van getuigenverhoren van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank 's-Gravenhage, van 14 september 2011, afgelegd in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte], zullen in het dossier van de onderhavige zaak worden gevoegd.
Het hof wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak en het horen van getuigen af. De getuigen zijn niet tijdig bij schriftuur opgegeven, zodat het verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium. Ten aanzien van de getuige [getuige 4] geldt bovendien dat deze reeds in eerste aanleg, in een op tegenspraak gevoerde procedure, op 24 juni 2011 is gehoord door de zittingsrechter. Het hof neemt in aanmerking dat de raadsman van de verdachte bovengenoemde processen-verbaal naar aanleiding waarvan hij het verzoek tot het horen van de getuigen heeft gedaan, die overigens van beperkte omvang zijn, eerst gisteren heeft ontvangen, zodat bij de beoordeling van de noodzaak tot het horen van de getuigen tevens het belang van de verdediging dient te worden betrokken. De door de verdediging verzochte getuigen zijn reeds eerder uitgebreid gehoord in de onderhavige zaak. Zij hebben hun verklaring grotendeels bevestigd tegenover de rechter-commissaris, in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte]. Gelet op het feit dat de raadsman niet voldoende specifiek heeft aangegeven ten aanzien van welke punten (die niet reeds eerder in onderhavige procedure aan de orde hadden kunnen worden gesteld) hij de getuigen nader wenst te bevragen, acht het hof het horen van de getuigen - ook in aanmerking genomen het belang van de verdediging - niet noodzakelijk."