Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 juli 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1970, was op 17 mei 2010 in Almere betrokken bij een incident waarbij hij een politieagent, hoofdagent [verbalisant 1], beledigde door hem met het woord 'pikkie' aan te spreken. De verdachte had dit woord meerdere keren gebruikt tijdens een confrontatie met de politie, terwijl hij zich in een emotionele toestand bevond. De politieagent voelde zich beledigd en gekleineerd door deze uitlating, vooral in het bijzijn van ziekenhuispersoneel dat getuige was van het voorval.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en oordeelde dat het gebruik van het woord 'pikkie' in deze context als belediging kon worden aangemerkt. Het Hof had terecht geoordeeld dat de uitlating de strekking had om de politieagent in zijn eer en goede naam aan te tasten. De Hoge Raad vond dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het ook niet onbegrijpelijk was. De verdachte had in hoger beroep aangevoerd dat zijn uitlating niet beledigend was bedoeld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de context van de uitlating bepalend was voor de beoordeling van de belediging.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van de context waarin woorden worden gebruikt en hoe deze kunnen bijdragen aan de beoordeling van belediging in het strafrecht.