Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
27 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling op grond van verzwijging van verduistering. De verzoeker, die in cassatie ging, had eerder een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland ontvangen, waarin de schuldsaneringsregeling was vastgesteld. Het hof had op 31 maart 2014 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarop de verzoeker in cassatie ging. De Advocaat-Generaal L. Timmerman concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep, wat de advocaat van de verzoeker op 26 mei 2014 betwistte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.