ECLI:NL:HR:2014:1545

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
14/01292
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tot opheffing onderbewindstelling in personen- en familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot opheffing van een onderbewindstelling. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.G. Schroeder, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 11 december 2013 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter te Leiden en het gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

27 juni 2014
Eerste Kamer
nr. 14/01292
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J.G. Schroeder,
t e g e n
[de bewindvoerder], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder,
wonende te [woonplaats],
BELANGHEBBENDE in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de bewindvoerder.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de volgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 1248956\EJ VERZ 13-81003 van de kantonrechter te Leiden van 23 april 2013;
b. de beschikking in de zaak 200.130.668/01 van het gerechtshof Den Haag van 11 december 2013;
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De bewindvoerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, en de raadsheren G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 juni 2014.