Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over brandschade aan een boerderij waarvoor reeds een sloopvergunning was aangevraagd. De eiser, handelende onder de naam [A], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en het arrest van het hof, waarin de feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties zijn uiteengezet. De advocaat van de eiser, mr. M.L. Kleyn, heeft de cassatiedagvaarding ingediend, terwijl de advocaat van de verweerster, mr. D.M. de Knijff, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van het indemniteitsbeginsel in het verzekeringsrecht.