Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte straatroof met nummer PL134E 2011251006-1 van 1 oktober 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde
opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina's 1-3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 oktober 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Op 30 september 2011 te 23.20 uur werd op Stadspark Osdorp, Amsterdam, het in de aanhef vermelde feit gepleegd. Ik wil graag aangifte doen terzake straatroof.
Op 26 september 2011 kreeg ik een msn bericht van een onbekend meisje. Zij noemde zich [naam]. (...)
Op vrijdag 30 september 2011 omstreeks 15.00 uur had ik via de msn weer contact met [naam]. Zij wilde graag met mij afspreken. Wij hadden toen omstreeks 23.15 uur afgesproken om elkaar te ontmoeten in het Stadspark Osdorp. Ik moest namelijk eerst tot 23.00 uur werken in de Albert Heijn. Tijdens het werk kwam er een collega naar mij toe, genaamd [verdachte] (het hof begrijpt hier verder: verdachte, [verdachte]). Ik heb verder geen gegevens van hem. Hij vroeg aan mij wat ik na het werk ging doen. Ik vond het erg vreemd want ik heb normaal geen contact met hem. Ik heb hem verteld dat ik naar huis zou gaan. Hierop zag ik dat hij een beetje teleurgesteld reageerde.
Op het moment dat ik klaar met werken was stapte ik op mijn fiets en ben direct naar het Stadspark toegefietst. In het park zag ik [verdachte] staan. Hij sprak mij aan en ik hoorde hem zeggen: 'Wat doe je hier? Ga naar huis.' Hierna was het gesprek gestopt en fietste ik verder.
Op het moment dat ik verder fietste zag ik twee jongens staan. (...)
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
NN1:
(...)
Droeg een joggingbroek, kleur onbekend
Droeg een donker masker over zijn gezicht
Droeg een groen vest
Op het moment dat ik langs de jongens fietste, stopte ik mijn BlackBerry telefoon in mijn broekzak.
Op dat moment voelde ik dat ik vastgepakt werd door NN1. Ik zag en voelde dat ik naar de grond getrokken werd. Vervolgens zag en voelde ik dat NN1 met zijn knie op mijn lichaam ging zitten zodat ik geen kant op kon.
Ik zag en voelde dat NN1 aan mijn broekzak begon te voelen. Op dat moment zag en voelde ik dat NN1 mijn mobiele telefoon uit mijn broekzak pakte.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen behorende bij voornoemd proces-verbaal van aangifte [doorgenummerde pagina's 5 en 6]
Gestolen goed
Telefoon BlackBerry Bold 9700 Imei: [00001]
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] met nummer 2011251006-35 van 30 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina's 68-72].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 november 2011 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
V: vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
V: Je wordt verdacht van een straatroof gepleegd op 30 september 2011 om 23:20 uur in het stadspark Osdorp in Amsterdam, wat wil je daarover verklaren?
A: Ik vind het wel erg dat ik het gedaan heb ik heb er veel spijt van ik had het niet moeten doen.
V: Kan je ook precies vertellen watje gedaan hebt vanaf het begin
A: Het begon allemaal bij ons werk bij de Albert Heijn. Dit is de Albert Heijn op de Pieter Calandlaan. Ik werk daar samen met [verdachte] (het hof begrijp hier verder:
verdachte, [verdachte]), [medeverdachte 1] (het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 1]) en een jongen genaamd [slachtoffer] (het hof begrijpt hier en verder: [slachtoffer]). Hij had gewoon een grote mond. Dus we wilden hem een lesje leren maar die [betrokkene 1] deed niet mee. Dus er kwam wel een andere jongen bij. We zouden een email maken en ons voordoen als een meisje. De andere jongen heet [verdachte]. Hij kwam er pas later bij op de dag dat het gebeurde. Dus we wilden hem een lesje leren en we hadden met hem afgesproken om 23.00 uur in het stadspark Osdorp. [medeverdachte 1] en ik hebben allebei gemaild met [slachtoffer].
V: Hoe is dat dan gegaan met [verdachte].
A: [medeverdachte 1] en ik hebben op de dag van de straatroof [verdachte] gevraagd mee te doen. [medeverdachte 1] en ik stonden naast elkaar toen we het aan [verdachte] vroegen. [verdachte] zou de wacht houden. Uiteindelijk werd hij gezien door de jongen [slachtoffer] zelf en ging hij, [verdachte], gewoon weg. Daarna gingen [medeverdachte 1] en ik, we hadden hem gepakt, we hadden hem op de grond gegooid. Ik had hem een paar stoten op zijn rug gegeven. Twee of drie keer.
V: wat had je aan die avond?
A: een groene Nike jas een zomerjasje een Adidas broek in de kleur donker blauw met witte strepen een soort sjaal en een soort muts met een kapje of klep en zwarte schoenen.
V: wat was precies de rol van [verdachte]?
A: Hij zou de wacht houden en als er iemand langs zou komen dan zou hij waarschuwen.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] met nummer 2011251006-41 van 30 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina's 58-63].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 november 2011 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
V: We hebben [medeverdachte 2] (het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 2]) aangehouden en die vertelt dat jullie samen het idee hebben bedacht om een nep account te maken van een meisje. Dat hebben jullie gebruikt om met [slachtoffer] (het hof begrijpt hier en verder: [slachtoffer]) in het Stadspark af te spreken. Wat heb je daarop te zeggen?
A: Ik heb wel die account aangemaakt (...)
A: Een paar dagen voordat [slachtoffer] (het hof begrijpt hier en verder: [slachtoffer]) werd beroofd werd ik door [medeverdachte 2] gevraagd of ik een muts en een sjaal voor hem had. Hij had die nodig om niet door [slachtoffer] te worden herkend. Hij wilde niet door hem herkend worden omdat hij hem wilde slaan en beroven. [medeverdachte 2] heeft dat aan mij gevraagd op het werk bij de Albert Heijn. Op de dag van de beroving sprak ik met [medeverdachte 2] en [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: [verdachte], verdachte) af om de sjaal en de muts aan [medeverdachte 2] af te geven. Omstreeks een uur of tien (22.00 uur) 's avonds ben ik naar de Albert Heijn gegaan om daar [medeverdachte 2] te ontmoeten en de sjaal en muts af te geven. We zijn hierna richting het park gegaan omdat [medeverdachte 2] daar met [slachtoffer] had afgesproken. Met we bedoel ik wij drieën.
Ik zag dat [slachtoffer] met zijn fiets in het park rondfietste. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 2] de bagagedrager van de fiets van [slachtoffer] vastpakte ik zag dat hij eraan trok en ik zag dat [slachtoffer] van zijn fiets viel. Eerder vertelde ik dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] vastpakte en van zijn fiets trok. Ik bedoelde hiermee dat [medeverdachte 2] de bagagedrager vastpakte zoals hierboven omschreven waardoor [slachtoffer] van zijn fiets viel. [verdachte] was niet onherkenbaar.
Daarom was hij ook door [slachtoffer] in het park gezien.
A: [medeverdachte 2] heeft met zijn knie op de schouder van [slachtoffer] gedrukt toen [slachtoffer] op de grond lag. Ik zag dat [medeverdachte 2] hierna met zijn handen in de broekzak graaide van [slachtoffer] en de telefoon uit een van zijn broekzakken pakte.
4. Een proces-verbaal met nummer PL134E 2011251006-34 van 30 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina's 73-75].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 november 2011 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
V: Waar was je dan op 30 september 2011.
A: Ik moest werken tot 22.00 uur, toen ging ik naar huis. Ik kwam 2 jongens tegen in het Stadspark en ben even met hen meegegaan. Dat waren [medeverdachte 2] (het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 1] (het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 1]). Ik kwam toen de jongen tegen die later was beroofd.
(...)
A: Ze hadden gezegd dat ze in het Stadspark iemand zouden beroven. Ik had [slachtoffer] (het hof begrijpt hier en verder: [slachtoffer]) al eerder gezien en toen wist ik wel dat ze [slachtoffer] gingen beroven.
5. Een proces-verbaal van bevindingen nummer PL134G 2011251006-52 van 11 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (blad 1 tot en met 3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Onderzoek ping gesprekken telefoon [medeverdachte 2]
Uit het onderzoek van de digitale recherche blijkt dat de verdachte [medeverdachte 2] gebruik maakt van het unieke ping nummer: [00002].
Uit het onderzoek van de digitale recherche blijkt dat de verdachte [verdachte] gebruik maakt van het unieke ping nummer: [00003].
Ik, verbalisant [verbalisant 4], zag in de onderzoeksrapportage van de digitale recherche meerdere ping gesprekken. Een van de gesprekken was tussen [medeverdachte 2], ping [00002], en [verdachte], ping [00003].
Resumerend gaat dit gesprek over:
- [medeverdachte 2] en [verdachte] praten over de beroving
- [verdachte] van [medeverdachte 2] 10 euro wil voor zijn aandeel bij de beroving
(...)
Uit dit gesprek kan worden vastgesteld dat [verdachte] een mededader is.
Gesprek tussen [betrokkene 2] en een onbekend gebleven persoon ping [00004]
Resumerend gaat dit gesprek over:
- [medeverdachte 2] zegt tegen de onbekend gebleven persoon dat hij de Blackberry heeft gestolen door een nep msn te maken
- [medeverdachte 2] zegt tegen de onbekend gebleven persoon dat hij 11 uur had afgesproken met het slachtoffer in het Stadspark
- [medeverdachte 2] zegt tegen de onbekend gebleven persoon dat hij het slachtoffer op de grond heeft geslingerd en dat een andere jongen erbij was maar dat hij amper wat deed."