Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
24 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 april 2013 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte. De Hoge Raad behandelt de zaak op 24 juni 2014 onder nummer 13/02329. De verdachte is in deze zaak beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, waarbij hij op 5 oktober 2010 in Deventer meerdere verbalisanten heeft bedreigd met een stofzuigerstang. Het Gerechtshof had besloten om de inbeslaggenomen loden pijp van de verdachte onttrokken aan het verkeer te verklaren, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd zou zijn met het algemeen belang.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof over de onttrekking aan het verkeer van de loden pijp niet begrijpelijk is zonder nadere motivering. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet voldoende heeft onderbouwd waarom het bezit van de loden pijp in strijd zou zijn met de wet of het algemeen belang. Hierdoor is de beslissing van het Hof ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad besluit om de zaak zelf af te doen en vernietigt de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor zover het de onttrekking aan het verkeer van de loden pijp betreft. De Hoge Raad gelast de teruggave van de loden pijp aan de verdachte en verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.