Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de stichting WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY. De zaak betreft een geschil over huurrecht en arbitragerecht, specifiek over de renovatie van een huurwoning na een arbitrageprocedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat er een voorstel tot renovatie door de verhuurder was gedaan, dat door de huurder was betwist. De huurder vorderde herstel en schadevergoeding, waarbij de vraag aan de orde was in hoeverre de huurder gebonden was aan het arbitraal vonnis.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de huurder niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bekrachtigd. De Hoge Raad heeft de huurder bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.018,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat van de wederpartij.
Deze uitspraak benadrukt de gebondenheid aan arbitraal vonnissen en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling binnen het huurrecht en arbitragerecht.