ECLI:NL:HR:2014:148

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
13/00821
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over klachtplicht en aansprakelijkheid onderaannemer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen eisers en verweerders over de toepassing van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de klachtplicht. De eisers, vertegenwoordigd door advocaten mr. J.A.M.A. Sluysmans en mr. R.L. de Graaff, stelden dat de verweerders, onderaannemers, aansprakelijk waren voor schade die voortvloeide uit een onrechtmatige daad. De verweerders, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W. Scheltema, voerden aan dat de eisers niet tijdig hadden geklaagd, waardoor hun vordering niet ontvankelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep op artikel 6:89 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, en dat de klachten tegen de instandhouding van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg na vernietiging van het vonnis niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad verwierp zowel het principale als het incidentele cassatieberoep en veroordeelde de eisers in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige klachtplicht en de toepassing van redelijkheid en billijkheid in contractuele relaties.

Uitspraak

24 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/00821
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. J.A.M.A. Sluysmans en mr. R.L. de Graaff,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 126674 / HA ZA 05-820 van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2005, 21 september 2005, 26 juli 2006, 31 januari 2007, 25 april 2007, 5 november 2008 en 11 maart 2009;
b. de arresten in de zaak 200.035.110 van het gerechtshof te Arnhem van 1 februari 2011, 4 oktober 2011 en 9 oktober 2012.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen voornoemde arresten van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] c.s. mede door mr. K.J.O. Jansen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt in het principale beroep en het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaten van [eiser] c.s. hebben bij brief van 20 december 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 68,07,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 januari 2014.