Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 april 2013 werd gewezen. Het arrest had betrekking op een strafzaak met nummer 24/000515-12. De verdachte, geboren in 1992, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. P.H.L.M. Souren, gevestigd te Amsterdam. In de schriftelijke verdediging is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht en daar deel van uitmaakt. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat het cassatieberoep niet gegrond is.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 17 juni 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg. De waarnemend griffier A.C. ten Klooster was aanwezig bij de uitspraak, die plaatsvond tijdens een openbare terechtzitting.