Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
21 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 19 september 2012 werd gewezen in de strafzaak met nummer 21/002433-11. De verdachte, geboren in 1980, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Michels, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen verdere uitleg of argumentatie hoeft te geven over de afwijzing van de middelen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 januari 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, en in bijzijn van de griffier S.P. Bakker. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.