Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vereenvoudigde afwikkeling van een faillissement. De verzoeker, die een vordering had ingediend bij de curator van [A] B.V., was in verzet gekomen tegen de uitdelingslijst, omdat zijn vordering niet was opgenomen. De rechtbank had de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet, met de overweging dat hij geen beroep had gedaan op zijn recht van voorrang bij de indiening van zijn vordering. De Hoge Raad heeft deze beslissing vernietigd en geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de mogelijkheid heeft onthouden aan de verzoeker om bij verzet tegen de uitdelingslijst aanspraak te maken op voorrang. De Hoge Raad benadrukte dat in het systeem van vereenvoudigde afwikkeling, waarin geen verificatievergadering plaatsvindt, schuldeisers de mogelijkheid moeten hebben om hun rechten te doen gelden, ook als zij dat niet eerder expliciet hebben gedaan. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de artikelen 137a en 137e van de Faillissementswet, en verduidelijkt de rechten van schuldeisers in faillissementen met een vereenvoudigde afwikkeling.