ECLI:NL:HR:2014:1387

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
14/00896
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het toelatingsverzoek in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) een toelatingsverzoek had ingediend. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2013, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2014. Verzoeker heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van verzoeker heeft hierop gereageerd met een brief op 8 mei 2014.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van het gerechtshof heeft bevestigd en het beroep van verzoeker heeft verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de rechtsstrijd in het kader van de WSNP verduidelijkt en de toepassing van de hardheidsclausule in artikel 288 van de Faillissementswet (Fw) aan de orde stelt. De uitspraak benadrukt ook het belang van goede trouw in het proces.

Uitspraak

13 juni 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00896
EV/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/347762/FT RK 13/1665 van de rechtbank Midden-Nederland van 25 november 2013;
b. het arrest in de zaak 200.138.110 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 februari 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en aanvullend cassatierekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, zoals opgenomen in beide verzoekschriften tot cassatie.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 8 mei 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
13 juni 2014.