Uitspraak
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 4 oktober 2013, nr. 13/00538, betreffende een aan
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 2011; hierna: de Wet), en zijn daarom vrijgesteld van omzetbelasting. Aan dat oordeel doet, aldus het Hof, niet af dat belanghebbende door de ziekenhuizen – behoudens opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van belanghebbende – wordt gevrijwaard van aansprakelijkheid van schade. Evenmin doet hieraan af, aldus nog steeds het Hof, dat belanghebbende handelt binnen de kaders die zijn gesteld door de anesthesioloog.
, van de Wet. Het middel betoogt dat de vaststaande feiten geen onduidelijkheid erover laten bestaan dat een ziekenhuis of een kliniek zich tot belanghebbende wendt om hem in te huren dan wel de beschikking te krijgen over zijn arbeid. Alsdan moeten, aldus het middel, de werkzaamheden niet worden geduid als “gezondheidskundige verzorging van de mens”, maar dienen deze te worden aangemerkt als het ter beschikking stellen van arbeid zoals door de Hoge Raad is beslist in zijn arrest van 7 december 1994, nr. 29571, ECLI:NL:HR:1994:AA2991, BNB 1995/33. In dit kader is volgens het middel van belang (1) dat belanghebbende geen medische handelingen voor eigen risico verricht,(2) dat hij niet eindverantwoordelijk is voor zijn werkzaamheden, (3) dat hij is gehouden gevolg te geven aan de aanwijzingen van het ziekenhuis dan wel van de specialist voor wie hij werkt, en (4) dat de ziekenhuizen belanghebbende vrijwaren van aanspraken en claims van derden. Een en ander betekent, aldus het middel, dat de situatie van belanghebbende in wezen niet anders is dan bij een loondienstverhouding of het inhuren van een uitzendkracht.
, van de Wet zijn vrijgesteld van omzetbelasting geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De omstandigheden dat belanghebbende gehouden is instructies van de ziekenhuizen of anesthesiologen op te volgen, en dat hij behoudens eigen opzet of bewuste roekeloosheid niet aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit het verrichten van de werkzaamheden, staan niet eraan in de weg dat de diensten worden aangemerkt als diensten in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter g, onder 1
, van de Wet. Het middel faalt derhalve.