Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
10 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, gedateerd 5 februari 2013, met nummer H 140/12. De verdachte, geboren in 1977, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.Y. Taekema, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur van de advocaat is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 10 juni 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.