Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het derde middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. B.P. de Boer, terwijl de benadeelde partij werd vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper. De kern van de zaak betrof de vraag of het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak nietig waren, omdat de pleitnota van de raadsman van de verdachte ontbrak in de stukken die aan de Hoge Raad waren toegezonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de pleitnota, die door de raadsman aan het Hof was overgelegd, niet meer beschikbaar was. Dit gebrek aan de pleitnota maakte het onmogelijk om na te gaan of er meer verweren waren gevoerd of dat er onderbouwde standpunten naar voren waren gebracht tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad oordeelde dat dit verzuim zozeer in strijd was met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar was, leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan.