Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Den Haag,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
6 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een eiseres, een specialist, en de Stichting Bronovo-Nebo, een ziekenhuis. De eiseres had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 3 december 2013 was gewezen. De zaak betreft een kort geding waarin de eiseres een onmiddellijke voorziening bij voorraad had gevraagd. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiseres geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op de overwegingen van de Procureur-Generaal, die in zijn standpunt heeft uiteengezet dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Stichting op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.