ECLI:NL:HR:2014:1351

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
14/01486
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het toelatingsverzoek in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieverzoek van verzoekster, die in de procedure betrokken was bij de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de rechtbank Den Haag op 4 december 2013, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Den Haag op 13 maart 2014. Verzoekster had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin haar verzoek tot toelating tot de WSNP was afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante stukken en concludeert dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, was dat het verzoek tot cassatie moest worden verworpen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.

Uitspraak

6 juni 2014
Eerste Kamer
nr. 14/01486
EV/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/451975/ FT RK 13/2196 van de rechtbank Den Haag van 4 december 2013;
b. het arrest in de zaak 200.138.406/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het verzoek.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem – Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
6 juni 2014.