ECLI:NL:HR:2014:1350

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
14/01449
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsanering zonder schone lei en de informatieve verplichtingen van de rechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos. De zaak betreft de beëindiging van een schuldsanering zonder het verkrijgen van een schone lei, waarbij de informatieve verplichtingen van de rechter aan de orde komen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Holland en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het beroep in cassatie te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de discretionaire bevoegdheid van de rechter bij de toepassing van artikel 349a van de Faillissementswet (Fw).

Uitspraak

6 juni 2014
Eerste Kamer
nr. 14/01449
EV/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C/14/10/300 R van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2013;
b. het arrest in de zaak 200.139.476/01 van het gerechtshof Amsterdam van 11 maart 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem – Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja – van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
6 juni 2014.