Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
6 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos. De zaak betreft de beëindiging van een schuldsanering zonder het verkrijgen van een schone lei, waarbij de informatieve verplichtingen van de rechter aan de orde komen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Holland en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het beroep in cassatie te verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de discretionaire bevoegdheid van de rechter bij de toepassing van artikel 349a van de Faillissementswet (Fw).