ECLI:NL:HR:2014:134

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
11/04145
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en verwerping van het beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 augustus 2011. De verdachte, geboren in 1978, had een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd gekregen. De advocaat van de verdachte, mr. P. Scholte, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Bij de ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Gezien de opgelegde gevangenisstraf en de mate van overschrijding van de redelijke termijn, is er echter geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad heeft daarom met dat oordeel volstaan.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 21 januari 2014, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

21 januari 2014
Strafkamer
nr. S 11/04145
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 augustus 2011, nummer 22/000993-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de straf, tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2014.