ECLI:NL:HR:2014:1329

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
14/00038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door de belanghebbende naar aanleiding van het arrest van 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1804. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 10 februari 2014 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht voor het verzoek tot herziening, met een termijn van vier weken voor betaling. De belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan, wat leidde tot de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest, maar dat de redenen die zijn aangevoerd voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om het verzoek ontvankelijk te verklaren. Op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad besloten het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk te verklaren.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

6 juni 2014
Nr. 14/00038
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 13 december 2013, nr. 13/00161, ECLI:NL:HR:2013:1804.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 februari 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 13 maart 2014 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 9 april 2014 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.