ECLI:NL:HR:2014:1328

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
14/01105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzet tegen het uitblijven van een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg op een verzoek van belanghebbende. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het indienen van een beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank in deze specifieke situatie. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

6 juni 2014
Nr. 14/01105
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 16 januari 2014, nr. SGR 13/7673, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende het uitblijven van een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg op een door belanghebbende gedaan verzoek.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank als de onderhavige. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.