ECLI:NL:HR:2014:132

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
12/01554
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in hoger beroep bij onvolkomen schriftelijke volmacht van advocaat

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de betrokkene in hoger beroep, waarbij de Hoge Raad op 21 januari 2014 uitspraak doet. De betrokkene had hoger beroep ingesteld via een schriftelijke volmacht van zijn advocaat aan een griffiemedewerker. Het Hof had de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat de volmacht niet voldeed aan de eisen die in eerdere rechtspraak zijn geformuleerd. De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest de eisen waaraan een schriftelijke volmacht moet voldoen, zoals de expliciete verklaring van de advocaat dat hij door de betrokkene is gevolmachtigd en dat de betrokkene instemt met de ontvangst van de oproeping voor de terechtzitting.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de eerdere rechtspraak heeft miskend. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat zowel de betrokkene als zijn raadsman aanwezig waren, en dat de wens van de betrokkene om hoger beroep in te stellen duidelijk was. De Hoge Raad concludeert dat het verzuim in de volmacht gedekt kan worden gehouden, omdat de betrokkene en zijn raadsman ter zitting aanwezig waren en de intentie om hoger beroep in te stellen duidelijk was.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de aanwezigheid van de betrokkene of zijn gemachtigde bij de terechtzitting in hoger beroep, en dat de intentie om hoger beroep in te stellen niet mag worden ondermijnd door technische vereisten die niet zijn nageleefd, mits de essentie van de procedure niet in het geding is.

Uitspraak

21 januari 2014
Strafkamer
nr. 12/01554 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 maart 2012, nummer 20/000648-11, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, teneinde de zaak opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat – kort gezegd – het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102.
2.3.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de betrokkene bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de betrokkene instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de betrokkene is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de betrokkene noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de betrokkene of een door hem op de voet vanart. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de betrokkene ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de betrokkene dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de betrokkene en de raadsman op die terechtzitting zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de betrokkene ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2014.