Uitspraak
1.Geding in cassatie
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de betrokkene bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
3.Slotsom
4.Beslissing
21 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de betrokkene in hoger beroep, waarbij de Hoge Raad op 21 januari 2014 uitspraak doet. De betrokkene had hoger beroep ingesteld via een schriftelijke volmacht van zijn advocaat aan een griffiemedewerker. Het Hof had de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat de volmacht niet voldeed aan de eisen die in eerdere rechtspraak zijn geformuleerd. De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest de eisen waaraan een schriftelijke volmacht moet voldoen, zoals de expliciete verklaring van de advocaat dat hij door de betrokkene is gevolmachtigd en dat de betrokkene instemt met de ontvangst van de oproeping voor de terechtzitting.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de eerdere rechtspraak heeft miskend. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat zowel de betrokkene als zijn raadsman aanwezig waren, en dat de wens van de betrokkene om hoger beroep in te stellen duidelijk was. De Hoge Raad concludeert dat het verzuim in de volmacht gedekt kan worden gehouden, omdat de betrokkene en zijn raadsman ter zitting aanwezig waren en de intentie om hoger beroep in te stellen duidelijk was.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de aanwezigheid van de betrokkene of zijn gemachtigde bij de terechtzitting in hoger beroep, en dat de intentie om hoger beroep in te stellen niet mag worden ondermijnd door technische vereisten die niet zijn nageleefd, mits de essentie van de procedure niet in het geding is.