ECLI:NL:HR:2014:125

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
11/04739
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1968. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 19 oktober 2011 had geoordeeld in de strafzaak met nummer 24/002704-07. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend, wat leidde tot de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend, waardoor niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidde tot de beslissing dat de verdachte niet kon worden ontvangen in het beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

21 januari 2014
Strafkamer
nr. 11/04739
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 19 oktober 2011, nummer 24/002704-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2014.