Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort en zakelijk weergegeven - verklaard:
Ik was op 1 november 2009 in mijn woning in Rotterdam. Ik was boos op mijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vanwege schade die was ontstaan door een waterpijp.
2. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 23 augustus 2010. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:
als de op 23 augustus 2010 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
U zegt dat ik met de politie een keer over mijn vader heb gesproken. Dit was omdat we werden geslagen. Mijn vader sloeg best wel vaak. Uiteindelijk waren we het zat en kwam de politie. U vraagt wat er die dag (het hof begrijpt: 1 november 2009) is gebeurd. We hebben die dag verteld tegen onze vader dat er brandvlekken waren op de vloer van een vriend door het roken van een waterpijp. Toen ging onze vader ons slaan. Hij ging eerst schreeuwen. Toen ging hij mij slaan. Hij sloeg met zijn hand in mijn gezicht. Het was meer dan één keer. Toen riep hij mijn broer en ging hij hem slaan. Hij sloeg mijn broer ook met de hand in het gezicht.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 200937 6925-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 1 november 2009 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik woon samen met mijn broer [slachtoffer 2] bij mijn vader aan de [a-straat 1] in Rotterdam. Mijn vader heet [verdachte]. Vandaag 1 november 2009 was ik samen met mijn broer en vader in de woning aan de [a-straat 1]. Een vriend van mij zei tegen mij dat wij een boete moesten betalen voor schade in de woning van zijn ouders. Er waren allemaal brandvlekken op de vloer doordat hij met een paar vrienden waterpijp aan het roken waren en mijn broer en ik daarbij waren. Ik vertelde (het hof begrijpt: aan de verdachte) dat die vriend wilde dat wij nu de schade zouden betalen. Mijn vader werd toen op mij en mijn broer boos. Ik zag dat mijn vader op mij af kwam lopen en dat hij met zijn rechter hand vanachter zijn hoofd in de richting van mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat hij mij raakte met zijn vlakke hand en ook voelde ik op dat moment een branderige pijn op mijn wangen, waar hij me raakte. Hij heeft me drie keer geslagen op mijn beide wangen. Hij sloeg mij hard, waardoor ik pijn voelde. Ik zag vervolgens dat mijn broer bij de deur stond en mijn vader vlak achter hem stond. Ik zag dat mijn vader met zijn rechterhand vanachter zijn hoofd een slaande beweging maakte in de richting van het gezicht van mijn broer. Ik zag dat hij met zijn vlakke hand tegen de wangen van mijn broer sloeg. Ik ben weggegaan. Ik denk drie minuten. Toen ik terugkwam, zag ik dat mijn vader mijn broer aan het slaan was. Ik zag dat mijn vader een tondeuse van de kast haalde. Ik zag dat hij die voor de buik van mijn broer hield. Er zat ongeveer 20 centimeter tussen de tondeuse en mijn broer. Ik hoorde mijn vader zeggen: "ik wil jullie dood hebben." Ik kon het goed horen, want hij zei het met een luide en boze stem. Ik wil niet terug naar mijn vader, want als hij erachter komt dat ik aangifte heb gedaan, dan gaat hij ons zeker slaan.
4. Een geschrift, zijnde een foto, welk geschrift – zakelijk weergegeven - inhoudt de foto behorende bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], d.d. 3 november 2009, nr. 2009376925-1.
5. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 23 augustus 2010. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 23 augustus 2010 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
U zegt dat ik aangifte heb gedaan bij de politie tegen mijn vader. Het ging erover dat we thuis werden geslagen. U vraagt me wat er is gebeurd op de dag dat de politie kwam. Ik kreeg een telefoontje van een vriend, dit ging over een waterpijp die was omgevallen. Mijn vader werd boos en begon te slaan. Hij ging ook bedriegen (het hof leest: bedreigen) met een tondeuse. Toen mijn vader boos was, sloeg hij mij. Hij sloeg mij het meest in mijn gezicht. Hij heeft mij meer dan vier of vijf keer geslagen. Hij sloeg mijn broertje. Ik hoorde de klappen en het geschreeuw van mijn broertje. Mijn vader had met de tondeuse gedreigd en gezegd: "moet ik je doodmaken?"
Hij hield de tondeuse in zijn hand, recht voor zich uit, naar mij gericht.
6. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009376925-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 1 november 2009 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Mijn vader is [verdachte]. Op 1 november 2009 bevond ik mij samen met mijn broertje [slachtoffer 1] in de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Vandaag werd ik gebeld door twee vrienden die zeiden dat ik schade had gemaakt met een waterpijp eerder van de week.
[slachtoffer 1] heeft dit vandaag aan onze vader verteld. Ik hoorde dat mijn vader hem sloeg. Ik hoorde mijn broertje huilen. Ik hoorde ook de klappen. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] met de platte hand geslagen werd. Ik hoorde het kletsen op zijn lichaam. Ik hoorde hem ook "niet slaan, niet slaan" schreeuwen. Ik denk dat [slachtoffer 1] meer dan twintig klappen heeft gehad. Hierna werd ik geroepen door mijn vader. Ik ben naar de slaapkamer van mijn vader gelopen. [slachtoffer 1] was er ook nog. Ik kreeg toen gelijk klappen van mijn vader. Al slaande dreef hij mij in een hoek van de kamer.
Ik kon geen kant meer op. Mijn vader bleef mij maar door slaan. Ik schreeuwde het uit. Ik wilde dat hij ophield met slaan. Die klappen deden erg pijn. Ik werd voornamelijk tegen mijn hoofd geslagen en die klappen kwamen erg hard aan. Na de klappen pakte hij een tondeuse van de kast en hij bedreigde ons daarmee. Hij hield de tondeuse in zijn hand en maakte een voorwaartse beweging naar mij met die tondeuse. Het was alsof hij mij met die tondeuse wilde steken. Ik hoorde hem daarbij zeggen: "moet ik jullie doodmaken, wat moet ik met jullie". Door naar achteren te stappen raakte mijn vader mij niet met de tondeuse. Ik neem de bedreigingen met de dood die mijn vader uit heel serieus. Ik ben echt bang dat hij ons een keer dood gaat maken. Ik ben echt heel bang ook voor mijn broertje."