ECLI:NL:HR:2014:1240

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
12/04420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake overschrijding redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gedateerd 30 augustus 2012. De verdachte, geboren in 1947, heeft beroep ingesteld tegen de strafoplegging die hem was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om vermindering van de straf. Het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld. Het eerste middel werd verworpen omdat het niet tot cassatie kon leiden en geen nadere motivering vereiste. Het tweede middel betrof de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, maar besloot dat er geen rechtsgevolg aan de overschrijding verbonden hoefde te worden, gezien de opgelegde gevangenisstraf van twaalf weken, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 27 mei 2014 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

27 mei 2014
Strafkamer
nr. 12/04420
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2012, nummer 20/000187-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 mei 2014.