ECLI:NL:HR:2014:1215

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
14/01164
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het toelatingsverzoek in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieverzoek van [verzoeker] tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de rechtbank Rotterdam op 30 september 2013, gevolgd door een arrest van het hof op 25 februari 2014. Het cassatierekest is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het verzoek geadviseerd, waarop de advocaat van [verzoeker] op 18 april 2014 heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep van [verzoeker] verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de beoordeling van de goede trouw van de verzoeker in het kader van de afwijzing van het toelatingsverzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een uniforme rechtsontwikkeling.

Uitspraak

23 mei 2014
Eerste Kamer
nr. 14/01164
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/10/423271/FT EA 13/936 van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2013;
b. het arrest in de zaak 200.134.844/01 van het gerechtshof Den Haag van 25 februari 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het verzoek.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 18 april 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 mei 2014.