ECLI:NL:HR:2014:1206

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
14/00954
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep zonder ondertekening door advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Het cassatieberoep was ingesteld door een verzoeker, aangeduid als betrokkene, tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder op 23 december 2013 een beschikking gegeven in de zaak C/18/145215/FA RK 13-2885. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.

De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden.

Op basis van artikel 80a lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO) en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van de ondertekening van het cassatieverzoekschrift door een advocaat, zoals voorgeschreven in artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad heeft de beschikking in het openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. de Groot betrokken waren.

Uitspraak

23 mei 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00954
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als betrokkene.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/18/145215/FA RK 13-2885 van de rechtbank Noord-Nederland van 23 december 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 mei 2014.