ECLI:NL:HR:2014:1200

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
13/03218
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over alimentatie en draagkracht in relatie tot schulden en zorgverzekeringsbijdrage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie en de vaststelling van de draagkracht van de man. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de alimentatieverplichting van de man was vastgesteld. De man had incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L.A.D. Keus, strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep.

De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof bekrachtigd en het beroep van de vrouw verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de draagkracht van de man in relatie tot zijn schulden aan familie en kennissen, evenals de inkomensafhankelijke bijdrage op basis van de Zorgverzekeringswet. Deze uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van alimentatiezaken, vooral in situaties waarin de financiële situatie van de alimentatieplichtige complex is.

Uitspraak

23 mei 2014
Eerste Kamer
nr. 13/03218
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. de Visser,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 310128/FA RK 11-4543 en 310135/FA RK 11-4547 van de rechtbank Utrecht van 29 februari 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.107.356 en 200.107.650 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De man heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt zowel in het principale beroep als in het incidentele beroep tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 17 april 2014 op die conclusie gereageerd. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat, nadat de conclusie is genomen, geen plaats is voor aanvulling van de stukken van het geding. Voor zover in deze brief wordt verwezen naar daaraan gehechte stukken, zal de Hoge Raad daarop dan ook geen acht slaan.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 mei 2014.