ECLI:NL:HR:2014:12

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
12/00686
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en bewijsvoering omtrent opzet in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van witwassen, waarbij het Hof had geoordeeld dat hij op de hoogte was van een geldbedrag dat in zijn auto was aangetroffen. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. B.G.J. de Rooij, een middel van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad beoordeelde het middel dat klaagde dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De bewezenverklaring steunde op de stelling dat de verdachte op 22 december 2009 in Eindhoven samen met een ander een bedrag van €54.875 had verhuld, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. Het Hof had overwogen dat de eigenaar van de auto verantwoordelijk is voor wat zich daarin bevindt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. De verdachte had echter niet aannemelijk kunnen maken dat hij niets wist van het geld in zijn auto.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat de verdachte op de hoogte was van het geldbedrag niet zonder meer uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen was omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

Uitspraak

7 januari 2014
Strafkamer
nr. 12/00686
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 oktober 2011, nummer 20/003734-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Helmond, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 22 december 2009, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, van voorwerpen, bankbiljetten, een bedrag van in totaal euro 54.875, de herkomst heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 7.
2.2.3.
Voor de beoordeling van het middel is in het bijzonder van belang hetgeen het Hof heeft overwogen naar aanleiding van het verweer "dat uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat verdachte heeft geweten van de aanwezigheid van het geldbedrag in de Volkswagen Golf":
"Bij de beoordeling van het verweer heeft als uitgangspunt te gelden dat de eigenaar van de auto verantwoordelijk is voor hetgeen zich in zijn auto bevindt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt.
Verdachte stond ingeschreven en verbleef in de woning aan de [a-straat 1] en verdachte was de eigenaar van de Volkswagen Golf. Deze Volkswagen Golf stond op het moment van aantreffen van het geldbedrag geparkeerd voor de woning van zijn vader en de sleutels van de auto lagen binnen in de woning.
Als uitgangspunt heeft derhalve te gelden dat verdachte op de hoogte is geweest van het in zijn auto aangetroffen geldbedrag.
Verdachtes verweer dat hij in het geheel niets heeft geweten van de aanwezigheid van het geld omdat dit mogelijk buiten zijn medeweten door een hem onbekend iemand in zijn auto is gelegd, is niet geloofwaardig en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in het geheel niet aannemelijk geworden.
De enkele verklaring dat het gewoon is dat andere bewoners van het kamp elkaars auto gebruiken, maakt dat niet anders. Immers verdachte heeft gesteld dat hij erg zuinig op zijn auto is en de sleutels van de auto lagen binnen. Daarbij komt dat dit op zich nog geen verklaring biedt voor het feit dat zo iemand dan dit aanzienlijke bedrag, zonder medeweten van de verdachte, in diens auto zou achterlaten.
Het hof houdt verdachte dan ook verantwoordelijk voor hetgeen in zijn auto is aangetroffen.
Gelet op de teksten die op de pakketjes geld zijn geschreven, welke teksten exact overeen komen met de teksten op het briefje dat op de slaapkamer van zijn vader, medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen, het feit dat de auto voor de woning van [medeverdachte] geparkeerd stond en de sleutels in zijn woning lagen is het hof van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] verantwoordelijk is voor het verbergen van het geld in de auto."
2.3.
Aangezien het kennelijk oordeel van het Hof dat de verdachte "op de hoogte is geweest van het in zijn auto aangetroffen geldbedrag" niet zonder meer uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid, is de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2014.