Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
13 mei 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was gefouilleerd in een Turkse koffiehuis dat door de burgemeester was aangewezen als veiligheidsrisicogebied. De verdachte stelde dat de fouillering onrechtmatig was, omdat het koffiehuis niet als een 'voor het publiek openstaand gebouw' kon worden beschouwd. Het Hof had echter geoordeeld dat het koffiehuis, waar het publiek in het algemeen vrij toegang had, wel degelijk als zodanig moest worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld en voldoende had gemotiveerd waarom de fouillering rechtmatig was. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de fouillering niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privéleven waarborgt. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder fouilleringen in veiligheidsrisicogebieden kunnen plaatsvinden en de juridische kaders die daarbij van toepassing zijn.