Uitspraak
allen wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
9 mei 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de uitleg van een Portugees testament. De zaak betreft de eisers, [eiser 1], [eiseres 2], en [eiseres 3], die in cassatie zijn gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en had betrekking op de vraag of de herroepingsclausule in het Portugees testament een duidelijke zin mist in het licht van een eerder opgesteld Nederlands testament. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 380,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door vice-president E.J. Numann en de overige raadsheren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.