ECLI:NL:HR:2014:103

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
13/00724
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over middelingsteruggaaf van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om teruggaaf van inkomstenbelasting voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De belanghebbende had een verzoek ingediend voor een (middelings)teruggaaf, maar de Inspecteur had dit verzoek afgewezen. De Rechtbank Den Haag had in een eerdere uitspraak bevestigd dat bij de bepaling van het recht op een middelingsteruggaaf rekening gehouden mag worden met herrekende premie volksverzekeringen. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak van de Rechtbank.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de middelen van de belanghebbende falen. De Hoge Raad heeft de gronden van de Advocaat-Generaal gevolgd, die op 9 oktober 2013 had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van de Rechtbank werd bekrachtigd.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2014.

Uitspraak

24 januari 2014
nr. 13/00724
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 29 januari 2013, nrs. SGR 12/8973 tot en met 12/8975, betreffende een verzoek om teruggaaf van inkomstenbelasting voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 9 oktober 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 verzocht om een (middelings)teruggaaf van inkomstenbelasting.
2.1.2.
De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.
2.2.
Voor de Rechtbank was in geschil of de middelingsteruggaaf terecht is geweigerd. Daarbij ging het om de vraag of bij het bepalen van het recht op een middelingsteruggaaf rekening mag worden gehouden met herrekende premie volksverzekeringen. De Rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Hiertegen richten zich de middelen.
2.3.
De middelen falen op de gronden vermeld in de onderdelen 5.4 tot en met 5.19 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2014.