Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De zaak betreft de beëindiging van een schuldsaneringsregeling na een verlenging zonder verlening van de schone lei. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de verzoekster was geconfronteerd met een boedelachterstand en nieuwe schulden die waren opgelopen tijdens de verlenging van de schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de verzoekster niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.