ECLI:NL:HR:2014:1006

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
14/00362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake illegale hennepkwekerij door onderhuurder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het arrest van het hof, dat op 8 oktober 2013 was gewezen, betrof een geschil over een illegale hennepkwekerij door een onderhuurder. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat hij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Liander op nihil zijn begroot.

Uitspraak

25 april 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00362
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Liander.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 181667/HA ZA 11-641 van de rechtbank Haarlem van 17 augustus 2011 en 15 februari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.108.339/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Liander is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3 en 4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Liander begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 april 2014.