ECLI:NL:HR:2013:CA3786

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/01781
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijs van bestaan van vennootschap onder firma en ambtshalve aanvullen rechtsgronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door twee eisers tegen twee verweerders. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.R. Wnaar, stelden beroep in cassatie in tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem, dat eerder op 7 februari 2012 had geoordeeld in een geschil over de bewijsvoering van het bestaan van een vennootschap onder firma. De zaak had zijn oorsprong in eerdere vonnissen van de rechtbank Almelo, gedateerd op 17 februari 2010 en 24 november 2010. De verweerders, bijgestaan door hun advocaat mr. H.J.W. Alt, concludeerden tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de eisers in hun cassatieberoep naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO), waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de zaak dan ook verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders waren begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in civiele zaken, met name in het kader van vennootschappen onder firma, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
12/01781
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.H.J. Körver,
thans mr. E.R. Wnaar,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerders]

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 106748/HA ZA 09-1196 van de rechtbank Almelo van 17 februari 2010 en 24 november 2010;
het arrest in de zaak 200.082.569 van het gerechtshof te Arnhem van 7 februari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerders] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 19 juni 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsherenC.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.