ECLI:NL:HR:2013:CA3736

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/04972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in faillietverklaring en insolventierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot faillietverklaring. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaten mr. S. Kousedghi en mr. B.J. van Dorp, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof. De verweersters, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.M.G. Peletier, hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof, waaronder een vonnis van de rechtbank Breda en een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster in het principale beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor faalt het principale beroep, en komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de zaak is behandeld in het kader van het civiel recht en insolventierecht, met specifieke verwijzingen naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en artikelen 1 en 6 van de Faillissementswet (Fw).

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/04972
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaten: mr. S. Kousedghi en mr. B.J. van Dorp,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Verzoekster tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en verweersters als [verweerster 1] en [verweerster 2].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
het vonnis in de zaak 12/777 F van de rechtbank Breda van 7 augustus 2012;
het arrest in de zaak HV 200.111.573/01 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 16 oktober 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. [verweerster 1] en [verweerster 2] hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest, het aanvullend cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en tot het buiten behandeling laten van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 14 juni 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het principale beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.