ECLI:NL:HR:2013:CA3710

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/02045
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had op 18 april 2013 een verzoekschrift tot cassatie ingediend. Dit verzoekschrift voldeed echter niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat een dergelijk gebrek kan worden hersteld door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, mits dit binnen twee weken na de indiening van het oorspronkelijke verzoekschrift gebeurt en ondertekend is door een advocaat bij de Hoge Raad.

De verzoeker heeft op 1 mei 2013 een nieuw verzoekschrift ingediend, maar dit verzoekschrift bevatte andere klachten dan het oorspronkelijke verzoekschrift. Hierdoor was het gebrek in het oorspronkelijke verzoekschrift niet hersteld. De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat het nieuwe verzoekschrift niet voldeed aan de vereisten en niet binnen de gestelde termijn was ingediend.

De Hoge Raad heeft de verzoeker op basis van deze overwegingen niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Dit arrest is gewezen door vice-president F.B. Bakels als voorzitter, samen met de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02045
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak met het insolventienummer 12/128 R van de rechtbank Leeuwarden van 21 februari 2012 en van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2013;
het arrest in de zaak 200.122.254/01 van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 11 april 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft op 4 juni 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1
In deze zaak is cassatieberoep ingesteld door middel van een op 18 april 2013 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift. Dit verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv., omdat het niet is ingediend en ook niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Uit (onder meer) HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212, volgt dat dit gebrek in cassatie kan worden hersteld door datzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. In zodanig geval zal als de dag waarop de zaak is aangebracht, gelden de dag waarop het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend.
3.2
Het op 1 mei 2013, derhalve na het verlopen van de cassatietermijn, ingediende verzoekschrift tot cassatie is weliswaar alsnog ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, maar het bevat andere klachten dan het op 18 april 2013 ingediende verzoekschrift. Omdat aldus niet het gebrek in het oorspronkelijke verzoekschrift is hersteld, dient [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.