ECLI:NL:HR:2013:CA3508

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/02328 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van misslag in strafoplegging bij jeugddetentie en taakstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De advocaat van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging en verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie. De Hoge Raad heeft bepaald dat de verdachte naast een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen jeugddetentie, opgelegd krijgt. Dit is een vermindering ten opzichte van de eerder opgelegde werkstraf van 240 uren en 120 dagen jeugddetentie.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf. De middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft geen andere gronden gevonden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak is gedaan door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met raadsheren J. Wortel en N. Jörg, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2013.

Uitspraak

18 juni 2013
Strafkamer
nr. S 11/02328 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 mei 2011, nummer 23/003150-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Het Hof heeft, met bevestiging van het vonnis van de Rechtbank, de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde zoals in het vonnis van de Rechtbank omschreven en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen jeugddetentie.
3.2. Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De duur van de aan de verdachte opgelegde werkstraf is in strijd met het te dezen toepasselijke art. 77h, tweede lid aanhef en onder a, Sr in verbinding met art. 77m, tweede lid, Sr. De Hoge Raad herstelt deze misslag en zal verstaan dat aan de verdachte naast de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie een taakstraf bestaande uit een werkstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen jeugddetentie is opgelegd.
3.3. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde gronden aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak en de daarbij bevestigde uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie;
verstaat dat aan de verdachte naast een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde zoals omschreven in de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam is opgelegd een taakstraf bestaande uit een werkstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen jeugddetentie;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie in die zin dat deze 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013.