ECLI:NL:HR:2013:CA3502
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Gerechtshof had op 3 februari 2012 een uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die geboren is in 1990. De verdachte heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf, en heeft het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak van de Hoge Raad is als volgt gestructureerd: eerst wordt het geding in cassatie behandeld, gevolgd door de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep, en ten slotte de beslissing. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en de raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.