ECLI:NL:HR:2013:CA3316
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte in een strafzaak. Het beroep was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 12 december 2011 had geoordeeld in de strafzaak met nummer 24/000559-08. De verdachte, geboren in 1969, had zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. G.J. Boven, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse had in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kon worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. Het arrest is openbaar uitgesproken tijdens de zitting op 18 juni 2013.